Tussen de 50 en 80 procent van de ouderen heeft te maken met osteoporose. Als gevolg daarvan krijgt één op de drie vrouwen en één op de vijf mannen ouder dan 50 jaar een botbreuk. Dat houdt in dat zij een breuk oplopen doordat hun botten poreuzer zijn geworden. Fracturen hebben een grote invloed op onder meer de kwaliteit van leven. Rutger van Bezooijen, specialist Ouderengeneeskunde, doet op verschillende manieren onderzoek naar osteoporose én naar het herstel en het voorkomen van heupfracturen.
Kun je meer vertellen over jouw onderzoek?
“Ik probeer vooral het bewustzijn bij cliënten en artsen te vergroten voor osteoporose. Veel fracturen zijn namelijk het gevolg van deze aandoening. Dat wordt nog zwaar onderschat. Ik heb onder meer onderzoek gedaan bij bewoners met dementie die in een verpleeghuis wonen en die een breuk hadden opgelopen. Mijn onderzoek en ook bestaand literatuuronderzoek tonen aan dat we breuken als gevolg van osteoporose sterk kunnen verminderen. Mensen die zes tot twaalf maanden medicatie krijgen, lopen minder risico op een fractuur.”
Daarnaast werk je mee aan een ander onderzoek?
“Ja, ik ben daarnaast betrokken bij het opzetten van een intensief zorgpad heupfracturen. Daar is het Haags Medisch Centrum Bronovo de initiatiefnemer van. We onderzoeken hoe we de zorg rondom een patiënt kunnen verbeteren. Met het zorgpad hebben we het over de weg van de ziekenhuisopname, het revalidatietraject en de terugkeer naar huis. Inmiddels is het verbeteren van het zorgpad doorgetrokken naar de revalidatieafdelingen voor ouderen, de geriatrische revalidatiezorg, van Florence, WoonZorgcentra Haaglanden, Saffier en Topaz.”
Wat is het doel van dit onderzoek?
“Heupfracturen komen regelmatig voor. Een heupoperatie verloopt meestal succesvol, maar toch ondervindt 80 procent van de patiënten daarna in het dagelijks leven beperkingen. Ongeveer 20 procent is na één jaar overleden. Dat zijn schrikbarende aantallen. Met het verbeteren van het zorgpad vanuit het ziekenhuis naar de geriatrische revalidatie willen we de zorg beter inrichten. Met de bedoeling dat ouderen met een heupfractuur zo goed mogelijk kunnen herstellen. Daarbij is ook de nazorg belangrijk. De gedachte is dat hierdoor ouderen meer zelfstandig blijven en langer blijven leven. Of dat daadwerkelijk zo is, moet blijken.”
Wat hebben jullie inmiddels gedaan?
“De fysiotherapeuten vanuit het ziekenhuis en de vier ouderenzorgorganisaties hebben gezamenlijk een behandelprotocol opgesteld. Daarin staat onder meer met welke behandeldoelen en -methoden er wordt gewerkt. Daardoor revalideren de mensen met een heupfractuur nu grotendeels op dezelfde manier én volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Er zijn verder concrete afspraken gemaakt over hoe iemand met een heupfractuur wordt overgedragen vanuit het ziekenhuis naar de geriatrische revalidatie. Daardoor krijgen we een veel beter beeld van de revalidant. De lijnen tussen het ziekenhuis en de zorginstellingen zijn veel korter geworden: we schakelen sneller en makkelijker. Eventuele onderliggende ziektes komen eerder in beeld, infecties kunnen sneller worden behandeld en het risico van nieuwe fracturen door osteoporose wordt verminderd. Daarmee sluiten we goed aan bij de internationaal campagne ‘Stop at one’ die het bewustzijn vergroot hoe we nieuwe fracturen kunnen voorkomen. Helaas kun je osteoporose niet genezen, maar je kunt de aantasting van de botten wel stopzetten of afremmen.”
Wat betekent dit voor de cliënt?
“Die wordt nu bijvoorbeeld standaard geïnformeerd over osteoporose. Mensen met osteoporose krijgen allemaal vitamine D en er wordt nagegaan of ze voldoende calciuminname hebben om de verdere botontkalking te remmen. Daarmee verlagen we het risico op nieuwe fracturen. Vaak is het advies om met zwaardere medicatie te beginnen. Iemand van 70 jaar of ouder heeft gemiddeld 13 procent kans om binnen twee jaar een nieuwe botbreuk op te lopen. Door te zorgen voor goede controles, adequate medicatie en nazorg kunnen we dat risico halveren.”
Wat levert het onderzoek de zorgmedewerkers op?
“Het werk wordt leuker. Je bent met elkaar bezig de best mogelijke zorg te leveren. En doordat de lijnen korter zijn, er duidelijke afspraken zijn gemaakt, hoef je als zorgmedewerker minder te regelen. Vroeger was het nog wel eens dat de voorgeschiedenis van de cliënt niet duidelijk was. Soms was de brief van de internist Ouderengeneeskunde niet bijgesloten. Of je moest nabellen welke medicatie iemand gebruikte. Dat is nu allemaal beter gestroomlijnd en daardoor kost het minder tijd. Tijd die je kunt besteden aan leveren van de benodigde zorg. En wat fijn is: mét elkaar kunnen we heel wat nieuwe botbreuken voorkomen.”